Exodus

Exodus

Deborah Feldman groeide op in een streng gelovige chassidische gemeenschap in Brooklyn, die ze op haar 23e de rug toekeerde. In dit vervolg op de wereldwijde bestseller Onorthodox probeert ze haar eigen leven en dat van haar zoon opnieuw vorm te geven en reist ze voor het eerst van haar leven door Europa, in het voetspoor van haar geliefde oma. Na haar beschermde jeugd staat Deborah nog elke dag versteld van wat de wereld te bieden heeft, of het nu gaat om haar liefdesleven of de vele vormen die het jodendom kan aannemen.


✻ ✻ ✻

 

 … ik keek uit het raam naar het doolhof van baksteen, staal en glas en het stukje effen grijze hemel erboven en voelde fysiek en mentaal hoe verloren we waren in deze nieuwe wereld met zijn acht miljoen inwoners, die stuk voor stuk uit alle macht probeerden te overleven, terwijl dat hier nog moeilijker was dan normaal. We waren volslagen alleen, mijn zoon en ik, en ons verhaal zou best eens hier kunnen aflopen, in deze stad, waar je het onmogelijke moest doen voor een dak boven je hoofd en waar iedere dag mensen zoals ik verdwenen in het zinkgat van de mislukking. In mij blikkerde het vlijmscherpe lemmet van de angst, dat nog vele jaren op mijn zenuwen zou inhakken.

Als je maar lang genoeg wacht, gaan ook de ergste momenten voorbij. De praktische zaken in het leven vragen aandacht, ze breken koppig door het verlammende verdriet heen, totdat je het uitgeworpen touw vastgrijpt en jezelf uit het gat trekt. Om de indruk van stabiliteit te wekken maakte ik eindeloze to-dolijstjes; die gaven me het broodnodige gevoel dat mijn bestaan nog een doel had, en een doel was belangrijk, want dat gaf mijn leven vorm en structuur, het was een tegengif tegen de tirannie van het angstaanjagende niets.

Isaac stond boven aan mijn lijst. Ik moest zo snel mogelijk iets van routine en normaliteit in zijn leven terugbrengen. Hij had behoefte aan vrienden, aan stimulansen, aan structuur. Dus ik zou hem inschrijven op de kleuterschool, maar aangezien in mijn huidige ouderschapsovereenkomst stond dat Isaac naar een Joods georiënteerde privéschool moest en ik nog steeds de schijn ophield het Joodse geloof te belijden, maakte ik een afspraak bij een liberale basisschool bij ons in de buurt, in de hoop financiële steun te kunnen aanvragen. Om in aanmerking te komen voor een sterk verlaagd schoolgeld moest ik, nadat ik me had aangemeld, verschijnen voor een commissie. Deze bestond uit drie Joodse mannen van middelbare leeftijd, stuk voor stuk telgen uit vooraanstaande, welgestelde families uit Upper Manhattan. Hun eerste vraag overviel me.

‘Vertelt u eens, waarom bent u hier? Waarom stuurt u uw zoon niet naar een Satmar-school of op zijn minst een chassidische?’ vroeg een van hen, terwijl zijn blik van mijn aanmeldingsformulier naar mij gleed en weer terug. ‘Daar komt u tenslotte vandaan, nietwaar?’

Het antwoord daarop was zonneklaar, dacht ik. Niettemin probeerde ik mijn onbehagen te onderdrukken en de vraag beleefd te beantwoorden. ‘Nou, ik zou graag zien dat hij op een dag zijn middelbareschooldiploma haalt. Ik wens voor hem een goede opleiding en de kansen die daarmee samenhangen. Is dat niet wat elke moeder voor haar kind wil?’

‘Maar waarom wij?’ wierp hij tegen. ‘Waarom zouden wij verantwoordelijkheid voor u nemen? U maakt per slot van rekening geen deel uit van onze gemeenschap.’

De boodschap was duidelijk. Grappig dat die kliekjesachtige groepsmentaliteit die ik had willen ontvluchten elders ook bestond. Iedereen maakte deel uit van een ‘ons’. Zou ik dan altijd een buitenstaander zijn, waar ik ook heen ging?


Fragment uit Exodus, Deborah Feldman, De Geus, november 2021, ISBN 9789044544268


Share by: