Blog

Aflevering 1

Poepproblemen

Niet veel mensen weten wat er allemaal komt kijken bij het vertalen van literatuur. Daarom ga ik het in dit blog hebben over concrete problemen die ik als vertaler tegenkom. 

Bijeen

In deze eerste aflevering kies ik een voorbeeld uit het boek Bijeen van Natasha Brown, dat in augustus 2021 is verschenen bij Uitgeverij de Geus. Eerst een korte beschrijving van inhoud en auteur.

Beschrijving

Bijeen volgt enkele dagen in het leven van een jonge zwarte vrouw in Londen. De ongemakkelijke kantoordynamiek in de investeringsbank waar ze werkt. De treinrit naar de familie van haar witte vriend. De ontmoetingen waar anderen welbespraakt haar plek uitleggen in de wereld. En ook de stem van de dokter die haar vraagt om te vechten voor haar leven.

Natasha Brown werkt jaren in de financiële sector, na een master wiskunde aan de universiteit van Cambridge. In 2019 ontving ze de London Writers Award voor literaire fictie. Bijeen is haar debuutroman.

Even overwoog ik mijn keuze voor ‘poepen’ erdoor te drukken

 

   

   

  In deze korte roman schetst de auteur in losse scenes het klimaat waarin ze werkt en leeft, en het gevoel dat ze steeds meer vervreemdt van haar omgeving, waarin ze zich vanwege haar afkomst en huidskleur altijd een buitenstaander heeft gevoeld. Haar taal is compact en poëtisch en het verhaal dat uit het fragmentarisch opgebouwde boek naar voren komt, kent een heftige ontknoping en een serieuze boodschap. Maar voordat die zich aandient, wordt de lezer direct op de eerste bladzijde geconfronteerd met een andere boodschap, namelijk de grote boodschap. Neem deze zinnen:

 

She often sat in the end cubicle of the ladies’ room and stared at the door. She’d sit for an entire lunch break, sometimes, waiting either to shit or cry or to muster enough resolve to go back to her desk.

 

In eerste instantie had ik dit vertaald als:


Ze zat vaak in het laatste hokje van de damestoiletten naar de deur te staren. Daar zat ze soms de hele lunchpauze, te wachten tot ze moest poepen of huilen of genoeg moed had verzameld om naar haar bureau terug te gaan.


Bij de eerste correctieronde kreeg ik de tekst terug met als opmerking dat het woord ‘poepen’ in Vlaanderen ‘neuken’ betekent en daarom had de bureauredacteur het maar vast veranderd in ‘kakken’. Dat vond ik weer een veel te grof woord voor de toon van dit boek, de taal van de hoofdpersoon. Het Engelse ‘shit’ klinkt in eerste instantie ook redelijk grof; empty of open one’s bowels zijn nettere bewoordingen die overeenkomen met het Nederlandse ‘zich ontlasten’ of ‘zijn behoefte doen’. Maar dat is weer een te deftig register voor dit boek. ‘Poepen’ leek mij de meest neutrale en meest gebruikte term in Nederland, maar deze stuit dus op problemen bij de Vlaamse lezer. Wat te doen?


Eerst maar even alle alternatieven voor ‘poepen’ op een rijtje. Hiervoor pak ik het Prisma Woordenboek Algemeen Onbeschaafd Nederlands erbij en kijk onder het kopje ‘Uitwerpselen en ontlasten’. Als we hier de woorden voor plassen en urine weglaten, blijven uitdrukkingen over zoals:






 


 


 

   

   

'een bolus bakken, een bout draaien, de bruine op de wei gooien, een punt uit je rug drukken et cetera.'


Al snel valt op dat dit creatieve, maar redelijk melige opties zijn, die mij te vulgair in de oren klinken voor deze vertaling. In een artikeltje in Trouw uit 2018 van Ton den Boon, vind ik een bevestiging van deze indrukken:


Een gebrek aan woorden en uitdrukkingen voor de bedoelde vorm van sanitatie is er in elk geval niet in het Nederlands, maar de meeste zijn inderdaad niet neutraal. We gebruiken vaak eufemismen (verhullende termen) als zijn behoefte doen (vroeger ook: zijn gevoeg doen), stoelgang hebben of een grote boodschap doen, of vage omschrijvingen als naar het toilet gaan of zich even excuseren. Maar er zijn ook mensen die niet terugschrikken voor informele metaforen zoals een bolus bouwen, bouten of dirken en kakofemismen (vergrovende woorden) zoals kakken of schijten.


Zo komen we er dus niet, want zoals Jeannine Douws in haar column voor het Vlaamse onlineblad Noordernieuws, schrijft: ‘Ik denk niet dat de gemiddelde Belg poept op het toilet, een Nederlander doet dat wel. Een Vlaming poept graag met z’n twee, een Nederlander vindt dat dus maar een vieze gedachte.’


Even overwoog ik mijn keuze voor ‘poepen’ erdoor te drukken, maar een vertaler is niet voor één gat te vangen en verzint altijd wel iets. Zo bedacht ik dat ik misschien geen werkwoord hoefde te gebruiken, maar kon overschakelen naar een zelfstandig naamwoord, dus geen ‘poepen’ maar ‘poep’, of nog mooier: ‘drol’! Uiteindelijk kwam ik op het volgende idee. Degene die op het toilet zit, wacht tot er iets gaat gebeuren, of eigenlijk wacht ze tot er iets komt. Mijn oplossing:

 

Ze zat vaak in het laatste hokje van de damestoiletten naar de deur te staren. Daar zat ze soms de hele lunchpauze te wachten tot er iets kwam: tranen, een drol of de moed om terug te gaan naar haar bureau.


Een compactere zin, die goed loopt en voor Nederlandse en Vlaamse lezers even begrijpelijk is, hoop ik!

   

   

 

 

 

Aflevering 2

Steentje


Perfecte dagen

Deze tweede aflevering een kijkje achter de schermen bij het vertalen van de roman Perfecte dagen van Jacobo Bergareche. Ik schreef dit stuk in opdracht van de Vertalers Geluktournee, die 'een podium [geeft] aan literair vertalers en langs boekhandels [gaat] die deel uitmaken van de longlist-jury van de Europese Literatuurprijs', aldus het Nederlands Letterenfonds, die deze tournee organiseert. 


Beschrijving

Luis, een Spaanse journalist die zijn werk én zijn huwelijk beu is, gaat naar Austin in Texas om een conferentie bij te wonen. De reis is een alibi om Camila te ontmoeten, een Mexicaanse architecte met wie hij een affaire heeft. Als zijn escapade niet door kan gaan, vlucht Luis naar een universiteitsarchief, waar hij bij toeval stuit op brieven van William Faulkner aan zijn geliefde Meta Carpenter. Deze correspondentie helpt hem zijn liefdesaffaire te reconstrueren en na te denken over zijn saaie huwelijk. Maar ook over de vraag hoe hij elke dag de moeite waard kan maken.


De Spaanse schrijver Jacobo Bergareche (1976) woonde zelf vier jaar lang in Austin, Texas, waar hij de privécorrespondentie van verschillende schrijvers in het Harry Ransom Center onderzocht. Perfecte dagen is een van de vruchten van dat onderzoek.

Toen ik de auteur deze in mijn ogen grove fout eindelijk voor de voeten kon werpen, wuifde hij mijn kritiek weg 

Zonder twijfel behoren vertalers tot de meest nauwkeurige, aandachtige lezers die er zijn. Ze staan immers bij elke zin, ja, bij elk woord veel langer stil dan de gemiddelde lezer. En als er ook maar iets kleins niet lijkt te kloppen, moet die onduidelijkheid tot op de bodem worden uitgezocht. Nu ben ik behalve vertaler ook corrector en van nature een ontzettende betweter: doorgaans bespeur ik redelijk wat foutjes in de boeken die ik vertaal. Dat zeg ik niet om op te scheppen, maar omdat slordigheden of tegenstrijdigheden een speciale categorie vertaalproblemen opleveren. De vraag rijst dan natuurlijk of je zulke dingen mag of moet corrigeren. Bij het vertalen van Perfecte dagen van Jacobo Bergareche kwam ik vrij aan het begin van het boek al iets tegen wat in mijn ogen een nogal grote vergissing was. Het werd een steentje in mijn vertalersschoen. Gewoonlijk bespreek ik mijn vragen met de auteur pas aan het eind van mijn eerste ronde en ik wilde daarop geen uitzondering maken, dus moest ik een tijdje doorlopen met dat steentje.


Wat voor steentje was dat nou?

Perfecte dagen bestaat uit twee brieven van de Spaanse journalist Luis, die voor een congres een paar dagen in Austin, Texas verblijft. De ene brief is gericht aan zijn Mexicaanse minnares Camila, met wie hij de twee jaren ervoor tijdens datzelfde congres een affaire heeft beleefd, en de andere brief is gericht aan zijn echtgenote Paula, thuis in Madrid. Luis begint te schrijven omdat zijn geplande jaarlijkse escapade met Camila niet door kan gaan; net voor zijn vertrek laat ze weten dat ze het contact wil verbreken. Met zijn ziel onder zijn arm komt Luis terecht in het Harry Ransom Center, een reusachtig archief waarin tientallen miljoenen waardevolle manuscripten, boeken en foto’s zijn ondergebracht van schrijvers, journalisten, componisten en andere kunstenaars – hoe zijn die in godsnaam allemaal in Texas terechtgekomen? vragen Luis en de lezer zich af. Hij stuit er op de liefdesbrieven van William Faulkner aan zijn minnares Meta Carpentier, en komt er een tegen die eigenlijk geen brief is maar een getekend verslagje van een perfecte dag, een stripje met twee stripfiguren: Meta en Bill (zoals Luis Faulkner vertrouwelijk noemt). Boven het stripje staan een paar regels handgeschreven tekst, die in het boek als volgt worden getranscribeerd: Sunday night. Since you have just waked up, this won’t be good night, but good morning. And here’s the morning paper all ready for you.


Hm, dacht ik, de ochtendkrant? Dit is toch een stripje? En als je goed kijkt naar Faulkners moeilijk leesbare handschrift zie je staan: the funny page! O, nee! Een fout, en ook nog eens een die ik moeilijk kon herstellen, want Luis, de journalist, gaat door op het idee van een krant en komt erop terug wanneer hij aan Camila schrijft dat hij, net als Faulkner, van plan is om een van hun perfecte dagen te tekenen: ‘Nu ik deze brief heb gezien, tel ik de dagen die ik met jou heb doorgebracht, zeven in totaal, en ze komen me voor als dagen die ik zou kunnen tekenen, perfecte dagen, onvergetelijke dagen die ik ook echt nooit zal vergeten, dagen die zich goed lenen voor een morning paper als die van Faulkner. Wat een geweldige oefening voor een journalist, om een krant te schrijven en te tekenen die laat arriveert, die misschien nooit bij jou bezorgd zal worden, met berichten erin die geen nieuws meer zijn.’


Toen ik de auteur deze in mijn ogen grove fout eindelijk voor de voeten kon werpen, wuifde hij mijn kritiek weg met de opmerking: ach, dit is nou eenmaal de interpretatie van de hoofdpersoon Luis, en het geeft niet als die niet helemaal klopt. Daar stond ik dan met mijn onderwijzerstoontje en geheven vinger. Ik kon moeilijk een personage de les gaan lezen!

Het steentje daargelaten, was het een leuk boek om te vertalen.


De tekst is speels en veelzijdig, vol verwijzingen naar muziek, filosofie en poëzie, er zitten erotische passages en versjes in, beschrijvingen van excentrieke locaties in Austin, brieven van William Faulkner, zelfspot en humor.


Bergareche – of zijn personage Luis, die van zichzelf zegt dat hij de moed, de toewijding en waarschijnlijk ook het talent ontbeert om dichter te worden, maar dat ooit wel ambieerde – schrijft lange, meanderende zinnen en gebruikt graag mexicanismos, woorden of uitdrukkingen die in Mexico worden gebruikt, maar niet in Spanje. In het Nederlands gaan deze subtiliteiten helaas verloren. Luis is vooral gecharmeerd van de mexicanismen die aan seksuele handelingen refereren en ratelt ze in zijn brief trots achter elkaar af: Yo que había venido a Austin principalmente a usar expresiones que me enseñaste, a bailar de a cartoncito, a apapacharme contigo, a un faje en el taxi de vuelta al hotel, y a coger, matarte la rata a palos (mi expresión favorita, sin duda), a planchar, abrochar… Vooral de uitdrukkingen ‘bailar de a cartoncito’ en ‘matarte la rata a palos’ zijn heel beeldend, de eerste beschrijft de houding waarin je een kratje bier vasthoudt en is hier de manier waarop de man de billen van de vrouw omvat tijdens het dansen; de tweede betekent letterlijk ‘je rat doodslaan’.


Ik heb ervoor gekozen ze te vertalen met Nederlandse equivalenten die de gevoelslading duidelijk maken, ook al levert dat een beetje een gekke situatie op, aangezien ik typisch Nederlandse uitdrukkingen gebruik (zou je dit kunnen zien als een aparte categorie van de zogenaamde Hema-vertaling: een te sterke vernederlandsing van de tekst?). Toch gebruik ik hier liever bestaande uitdrukkingen, omdat die veel lekkerder weglezen, en het zo een mooie opsomming wordt. Gelukkig heb ik ooit het Woordenboek van het Algemeen Onbeschaafd Nederlands aangeschaft, waarin behalve op lemma ook op thema kan worden gezocht. Daar kon ik veilig inspiratie opdoen, want internet is natuurlijk een dankbare vindplaats, maar aan seksgerelateerde onlinezoekacties kleeft een zeker risico.

Mijn vertaling is geworden: ‘En dat terwijl ik hoofdzakelijk naar Austin ben gekomen om uitdrukkingen te gebruiken die jij me geleerd hebt, Mexicaanse uitdrukkingen die allemaal ongeveer op hetzelfde neerkomen: om met je te schuifelen, je te knuffelen, te vozen in de taxi onderweg naar het hotel, om te wippen, de pruimen op sap te zetten (ongetwijfeld mijn lievelingsuitdrukking), om te ketsen, te pompen...’ (De vetgedrukte tekst is van mij.) Even twijfelde ik nog of ik die rat of die muis toch zou laten doodbeuken, maar dat vond ik uiteindelijk te grof; de Mexicaanse zegswijze heeft eerder iets grappigs, wat die pruimen op sap volgens mij ook hebben, maar daarover kunnen de meningen verschillen.


Al met al was het vertalen van Perfecte dagen een leerzame ervaring. Ik weet nu van het bestaan af van dat fantastische archief, het Harry Ransom Center, ben volledig op de hoogte van de beste honkytonk-, hamburger- en barbecuetenten in Austin, heb mijn kennis van scabreuze taal kunnen bijspijkeren én weet hoe ik moet voorkomen dat mijn huwelijk een sleur wordt. Of ik ook heb geleerd dat mijn eigenwijsheid niet altijd loont? Hm… ik vrees van niet, want volgens mij is het voor een vertaler toch een goede eigenschap. Zoals Couperus een van zijn personages in de novelle Aan den weg der vreugde laat zeggen: ‘In het leven… en ook in de taal zijn de nuances… álles.’


Share by: